ZZP-nieuws: Voortgang in nieuwe ZZP wetgeving!

(Inmiddels oud-) Minister Van Gennip heeft als één van haar laatste daden als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 21 juni jl. het aangepaste wetsvoorstel over ZZP-ers, de VBAR (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden), aan de Raad van State gestuurd.
Er waren maar liefst 1111 reacties op de internetconsultatie binnengekomen. Veel van de reacties hadden kritiek op het voorstel.

Helaas heeft dat niet tot vergaande aanpassingen geleid.

 

Deel 1. De Beoordeling Arbeidsrelatie

Voor de beantwoording van de hoofdvraag: “Wanneer mag het werk door een zzp’er gedaan worden?” worden nog steeds een aantal criteria gegeven als indicatie, maar er blijft een grijs gebied.

De opdracht zelf en de beoordeling van de samenwerking met de werkgever/opdrachtgever zijn het belangrijkst. Of de werkende ook een (echte) ondernemer is, speelt ook in het aangepaste wetsvoorstel een ondergeschikte rol, terwijl dat in het verleden juist één van de doorslaggevende criteria was. In de toelichting is opgenomen dat ‘het ondernemerschap van de persoon van de werkende niet centraal staat bij de beoordeling van een concrete arbeidsrelatie’.

Het oordeel over werknemerschap begint bij het werk zelf en de organisatie waarin het werk plaatsvindt. Zijn er indicaties van ‘werknemerschap’, zoals een duidelijke gezagsrelatie, aansturing van een leidinggevende of zijn er collega’s in loondienst die hetzelfde werk doen? Dan is er een grote kans dat het gaat om werk voor een werknemer. Tenzij er meer aanwijzingen zijn voor ‘zelfstandigheid’ binnen het werk. Heeft de persoon hele specifieke kennis die niemand binnen de organisatie heeft, wordt die kennis tijdelijk ingehuurd en werkt iemand voor ‘eigen rekening en risico’? Dat duidt op zelfstandigheid.

Pas als er na de beoordeling van de criteria uit de VBAR evenveel aanwijzingen zijn voor werknemerschap als voor een zelfstandige, wordt er gekeken of iemand “ondernemer” is en zich ook zo gedraagt in het maatschappelijk verkeer. Heeft diegene meerdere opdrachtgevers per jaar? Wordt er geld geïnvesteerd in het eigen bedrijf? Staat diegene ingeschreven in de Kamer van Koophandel? Is er een eigen website? Zulke ondernemerskenmerken kunnen uiteindelijk de doorslag geven voor zelfstandigheid, maar zijn ondergeschikt aan de eerdergenoemde criteria.

In de kern is er dus inhoudelijk weinig veranderd aan het wetsvoorstel: de omstandigheden van de opdracht bepalen of iemand in dienst of als zzp’er moet werken, niet het ondernemerschap van de persoon.

Juist op dat element hadden velen kritiek, ook tijdens de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer.

 

Deel 2. Het Rechtsvermoeden

Het tweede deel van het wetsvoorstel gaat over het “rechtsvermoeden van werknemerschap’. Daarin staat dat als iemand die ingehuurd wordt voor een tarief van minder dan 33 euro per uur, eenvoudig werknemersrechten kan opeisen bij zijn “werkgever” en bij de rechter. Vrijwel iedereen in de Tweede Kamer is het eens met deze maatregel.

Om dit deel van de wet snel in te voeren en zoiets te doen tegen schijnzelfstandigheid bij kwetsbare zelfstandigen, stelden Nieuw Sociaal Contract, SGP en VVD eerder voor om de wet te splitsen en dit deel alvast in te voeren. Van Gennip zag daar niks in, de nieuwe Minister Eddy Van Hijum misschien wel.  Als dit rechtsvermoeden wordt ingevoerd heeft dat verregaande consequenties voor met name de horeca, de schoonmaakbranche, de zorg en de bouw. Binnen deze sectoren wordt nu veel gewerkt als zelfstandige rond of onder de 33 euro.

 

Hoe nu verder?

In het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet staat dat het kabinet Schoof doorgaat met de wet VBAR. Het is nu aan De Raad van State om advies te mogen geven over het wetsvoorstel. Dat wordt dit najaar verwacht. Daarna kan minister Van Hijum het wetsvoorstel nog aanpassen, voordat hij het weer terug naar de Tweede Kamer stuurt.

In de Tweede Kamer wordt het voorstel weer inhoudelijk behandeld en kan het ook aangepast worden. Als de Tweede Kamer akkoord gaat, zal de nieuwe wet pas na 1 januari 2026 ingaan.

Maar, wees gewaarschuwd, want de Belastingdienst gaat wel al per 1 januari 2025 handhaven op schijnzelfstandigheid. Hoe doen ze dat dan? Dat doen ze op basis van de huidige regels, dat zijn de wet DBA en de jurisprudentie. En op basis daarvan mag de Belastingdienst rekening houden met “alle omstandigheden van het geval”. Ze kijken dus niet alleen naar de contracten maar kijken ook naar de praktijk: de daadwerkelijke situatie op de werkvloer.

Werkt u met ZZP-ers? Zorg er dan voor dat u voor 1 januari 2025 weet hoe u daar in het nieuwe jaar mee om wilt gaan en welke risico’s u loopt.

Masterclass ‘Wil de echte zzp-er opstaan? De huidige stand van zaken.’

Op 3 oktober 2024 organiseert The Legal Company een ontbijtsessie waarin opheldering wordt geven over de fiscale en juridisch status van de ZZP-er. Zo weet u waar u op moet letten als u een overeenkomst sluit met een ZZP-er. Voor meer informatie en aanmelden, klik hier!