Met de inwerkingtreding van de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden op 1 augustus 2022 is het niet meer mogelijk om een studiekostenbeding te sluiten voor verplichte scholing. Hierover bestaat echter veel onduidelijkheid. Welke scholing valt eigenlijk onder verplichte scholing?
Voor de beroepsgroep van accountants is deze vraag erg belangrijk, omdat scholing een essentieel onderdeel is van het beroep. Om verwarring te voorkomen dien je als werkgever goed voor ogen te hebben welke scholing verplicht en noodzakelijk is in de zin van de wet. Over deze vraag is op 19 december 2022 een uitspraak gepubliceerd van de Kantonrechter Almere.
Feiten over de zaak
Het ging om een werknemer die werkzaam is geweest bij een accountancy- en administratiebedrijf. Met deze werknemer is een studieovereenkomst overeengekomen waarin een terugbetalingsregeling stond voor zijn functie binnen het bedrijf. De werknemer kiest er zelf voor om zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen.
In artikel 3 van de studieovereenkomst stond het volgende:
‘De lening dient in de volgende gevallen direct terugbetaald te worden (‘opeisbaar’): bij uitdiensttreding, bij voortijdige beëindiging van de opleiding en bij gebrek aan voortgang van de opleiding. De lening wordt in 3 jaar vrij gescholden na het afronden van het theoretische gedeelte van de opleiding. (…)’
De beoordeling
De werknemer erkent wel dat er tussen hem en zijn werkgever een studieovereenkomst bestaat. Echter, de werknemer voert aan dat hij door werkgever is aangenomen om in de toekomst als registeraccountant bij haar te werken. Volgens de werknemer zijn de opleidingen in het beding noodzakelijk om de functie te kunnen uitoefenen. De werknemer zou dan namelijk als registeraccountant zijn handtekening zetten onder jaarstukken.
Werkgever stelde daarentegen dat werknemer op termijn eventueel zou kunnen werken als registeraccountant, maar dat hierover geen concrete afspraken bestonden. Dit heeft volgens werkgever verder ook geen rol gespeeld bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor de huidige functie van werknemer.
Het studiekostenbeding is aangegaan voor opleidingen die niet noodzakelijk waren voor het werk van de functie waarvoor werknemer is aangenomen. Ook waren de opleidingen niet noodzakelijk om (in de toekomst) de functie van registeraccountant te verrichten. Andere werknemers binnen het bedrijf verrichtten namelijk dezelfde soort werkzaamheden zonder de opleiding te hebben genoten.
Tot slot stelde werkgever dat uit de studieovereenkomst volgt dat werknemer uit zichzelf had verzocht om de opleiding te volgen en dat hij werkgever had gevraagd om die kosten te dekken. Dus, werknemer is op eigen verzoek met de opleiding gestart, en dit duidt eerder op niet-verplichte scholing. Dat speelt ook mee in de beoordeling van de rechter.
De rechter oordeelt dan ook dat werknemer niet is aangenomen met het doel om bij de werkgever de functie van registeraccountant te gaan vervullen. Voor de huidige functie van werknemer is de scholing ook niet verplicht. Ook zou werknemer niet na het afmaken van de scholing automatisch tekeningsbevoegd zijn. Er is géén sprake van een ‘verplichte opleiding’ in de zin van artikel 7:611a lid 2 BW.
Conclusie
De rechter oordeelt dan ook dat het beding geldig is (dus niet nietig) en de werknemer de studiekosten aan de werkgever moet terugbetalen.
De individuele omstandigheden van het geval zijn hier door de rechter meegewogen bij de beoordeling of een studiekostenbeding geldig is. Daarom is het van groot belang om als werkgever van te voren duidelijke afspraken te maken met je werknemers over de scholing die gevolgd zal worden en of deze wel of niet verplicht is.
Twijfelt u of uw een studiekostenbeding geldig is? Of bent u van plan een studiekostenovereenkomst te sluiten met uw werknemer, maar heeft u hier vragen over? Neem dan gerust contact op met de ondernemingsjuristen van The Legal Company via info@thelegalcompany.nl of bel naar 020 345 0152.