Concurrentiebeding niet altijd houdbaar: werkgever moet belang goed onderbouwen!

Een recente uitspraak van de rechtbank Limburg benadrukt dat een concurrentiebeding niet zonder meer gehandhaafd blijft als beide partijen geen overwegend belang hebben. In deze zaak stapte een administratief medewerker, na 35 jaar dienst, over van een accountantsfirma naar een administratiekantoor in dezelfde stad. De voormalige werkgever probeerde het concurrentiebeding te handhaven, maar slaagde hier niet in.

De kern van de zaak was dat zowel de werkgever als de werknemer hun belang niet overtuigend konden aantonen. De werkgever stelde dat het administratiekantoor een directe concurrent was en dat de overstap schade zou veroorzaken. De werknemer voerde echter aan dat haar taken bij de nieuwe werkgever niet direct concurrerend waren met die bij haar vorige baan en dat het beding haar ernstig beperkte in haar vrije arbeidskeuze.

De kantonrechter woog beide belangen af, maar omdat geen van beide partijen een doorslaggevend belang kon aantonen, volgde de rechter het wettelijke uitgangspunt: het recht op vrije arbeidskeuze. Dit betekent dat zonder zwaarwegend belang van de werkgever het concurrentiebeding moet wijken. De werkneemster mocht dus zonder beperkingen haar nieuwe functie vervullen. Het concurrentiebeding wordt met onmiddellijke ingang geschorst.

Deze uitspraak laat zien dat een concurrentiebeding niet automatisch standhoudt. Werkgevers moeten een duidelijk en sterk belang kunnen aantonen om handhaving te rechtvaardigen. Tegelijkertijd moeten werknemers zich realiseren dat enkel een beroep op het grondrecht van vrije arbeidskeuze niet altijd voldoende is als de werkgever wél een zwaarwegend belang kan aantonen.

Voor werkgevers is het daarom van belang om goed te onderbouwen waarom een concurrentiebeding noodzakelijk is. 

Heeft u hulp nodig op het gebied van arbeidsrecht? Neem dan direct contact met ons op via info@thelegalcompany.nl of bel naar 020 345 0152.

mr. Bente Brouwer