Bestuurdersaansprakelijkheid een persoonlijk voordeel?

In deze Hoge Raad uitspraak kwam naar voren dat gronden uit artikel 2:248 lid 4 BW voor matiging van het bedrag waarvoor de bestuurders persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, beperkt zijn tot hetgeen in dat artikel staat. Meer gronden zijn er niet en de rechter mag die er dus niet bij verzinnen.

Een van de belangrijkste toegestane matigingsgronden is bijvoorbeeld als het boedeltekort bij faillissement groter is dan de schade die door het onbehoorlijk bestuur is veroorzaakt. Alsdan kan de aansprakelijkheid beperkt worden tot die schade en niet tot het boedeltekort. In deze Hoge Raad uitspraak is nu bevestigd dat dit niet de hoofdregel is maar dat er daarnaast nog andere matigingsgronden kunnen zijn.

Zo blijkt ook uit deze uitspraak dat als bestuurders geen direct of indirect persoonlijk voordeel hebben genoten door hun onbehoorlijke taakvervulling, dit ook kan leiden tot matiging. Omgekeerd kan de rechter minder aanleiding voor matiging zien als de bestuurder persoonlijk direct of indirect flink heeft geprofiteerd van zijn onverantwoordelijk gedrag.

De rechter heeft dus via het wetsartikel artikel 2:248 lid 4 BW een gefixeerd aantal redenen om de persoonlijke aansprakelijkheid te matigen en zeker geen ongelimiteerd aantal redenen.

Het is dus extra van belang voor bestuurders om in het licht van moeilijke tijden en een aankomend faillissement zeer bedachtzaam te handelen en daarbij ook steeds na te denken over de gevolgen van hun handelen op de latere beoordeling van hun bestuur door een curator c.q. rechter.

Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid? Wij kunnen u daarover adviseren. Neem contact op via 020 345 0152 of mail naar info@thelegalcompany.nl

Lees hier de gehele uitspraak:

mr. Hella Vercammen