In een recente uitspraak oordeelde het Gerechtshof dat een oproepkracht géén recht had op loon met terugwerkende kracht nadat hij een beroep had gedaan op het ‘rechtsvermoeden van arbeidsomvang’.
In deze zaak ging het om een taxichauffeur die op basis van een nul-urencontract werkte. Werknemer deed een beroep op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang (artikel 7:610b BW).
Volgens artikel 7:610b BW wordt, als een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, de arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddeld omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Een werknemer kan zich daar op beroepen. Doet een werknemer dat niet, dan gebeurt er niets.
In deze zaak deed de werknemer hier wel een beroep op en vorderde hij loon over een bepaalde periode voor een urenomvang van 42,4 uur per maand, ook met terugwerkende kracht.
Het Hof wees – net als de kantonrechter daarvoor- de loonvordering van de werknemer voor de toekomst toe, maar naar het verleden toe af. Dit omdat de werknemer twee keer een aanbod voor een vaste arbeidsomvang (artikel 7:628a lid 5 BW) had geweigerd.
Als er sprake is van een oproepovereenkomst, dan is de werkgever volgens artikel 7:628a lid 5 BW verplicht – na verloop van een jaar – aan werknemer een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang. Die vaste omvang moet ten minste gelijk zijn aan de gemiddelde omvang van de arbeid in die voorafgaande 12 maanden.
De taxichauffeur is tegen deze uitspraak van het Hof in cassatie gegaan. De Advocaat-Generaal heeft op 11 april jl. haar conclusie gegeven.
Conclusie Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Ruth de Bock acht het beroep van de taxichauffeur gegrond. Uit de wetsgeschiedenis blijkt immers dat beide regelingen naast elkaar bestaan.
Het weigeren van een aanbod voor een vaste arbeidsomvang mag dan ook géén reden zijn om een beroep op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang – dat met terugwerkende kracht kan gelden – af te wijzen.
Of er recht op loon over het verleden bestaat, is een aparte vraag en hangt af van de loonrisicoregeling in artikel 7:628 BW.
Deze loonrisicoregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever verplicht is het loon te betalen als de werknemer geen arbeid heeft verricht, tenzij het niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
Het is nu wachten op de uitspraak van de Hoge Raad (oktober 2025). Deze uitspraak zal waarschijnlijk meer duidelijkheid geven.
Wat betekent een en ander voor u als werkgever?
Hoewel de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan, onderstreept het bovengenoemde onder andere het belang van:
- het voldoen van uw oproepcontracten aan de wettelijke vereisten
- het bijhouden van een nauwkeurige urenregistratie van gewerkte uren per maand en van de oproepen (en de acceptatie of weigering daarvan)
- het tijdig doen van een schriftelijk aanbod voor een vaste arbeidsomvang na 12 maanden oproepwerk (en van de acceptatie of weigering daarvan)
- het documenteren van de redenen waarom een werknemer niet werkt
Heeft u vragen over oproepcontracten of de randvoorwaarden voor het doen van een aanbod voor een vaste arbeidsomvang? Neem gerust contact met ons op. De ondernemingsjuristen van The Legal Company helpen u graag.
Neem direct contact op door te mailen naar info@thelegalcompany.nl of te bellen naar 020-345 0152.