Het blijft onduidelijk wanneer je wel of geen echte ZZP-er bent. Afgelopen zomer zijn er twee uitspraken gepubliceerd van rechters die verschillend oordelen in een soortgelijke situatie.
Misschien denken ze in Brabant makkelijker over ondernemerschap dan in Amsterdam? Wat was er nu precies aan de hand?
De beveiliger heeft een eenmanszaak. Via die eenmanszaak heeft hij in opdracht van zijn opdrachtgever van 2023 tot januari 2024 beveiligingswerkzaamheden uitgevoerd. Hij heeft zijn werkzaamheden maandelijkse gefactureerd aan zijn opdrachtgever. Op 11 januari 2024 heeft de opdrachtgever aan de beveiliger laten weten dat hij per direct niet meer nodig was. Vervolgens zat de beveiliger thuis zonder inkomen. En bedacht daar dat hij zich op het standpunt kon stellen dat hij eigenlijk een arbeidsovereenkomst had gehad met de opdrachtgever. Die gaf niet thuis en daarop is de zaak aan de rechter voorgelegd. De kantonrechter kijkt naar alle omstandigheden van het geval en oordeelt hier dat vanwege de grote mate van vrijheid, het substantieel hogere uurtarief (dan het uurloon zou zijn geweest), het lopen van commercieel risico (alleen betaald krijgen voor de uren die werden gewerkt) er géén sprake kon zijn van een arbeidsovereenkomst. Dat het werk als beveiliger is “ingebed in de organisatie” van de opdrachtgever, neemt volgens de rechter niet weg dat de werker zelf niet is “ingebed”. Dat de beveiliger geen andere opdrachtgevers had, komt voor een belangrijk deel doordat dit zijn eerste opdracht in de branche was. Daarom komt aan dit punt minder betekenis toe volgens de rechter. Kortom: wees u ervan bewust dat een zelfstandige altijd een claim kan doen op een dienstverband, als de zelfstandige dat goed uit lijkt te komen. Die situatie doet zich met name voor als de opdracht door de opdrachtgever wordt beëindigd (zoals in deze casus), als de zelfstandige ziek wordt of een bedrijfsongeval overkomt (en in beide situaties niet verzekerd is en dus geen inkomen heeft tijdens ziekte of na een bedrijfsongeval).
Hoe zou het de barbier vergaan?
Een barbier was eerst in dienst van een kapperszaak en begint daar vervolgens als zelfstandige. Op hun verzoek schrijft hij zich in bij de Kamer van Koophandel en huurt dan een kappersstoel bij ze op basis van een ‘stoelhuurconstructie’. Het gaat om een totale oppervlakte van 3 m² die is voorzien van één barberstoel met spiegel en gedeeld gebruik van de wasunit en wachtruimte. De barbier factureert aan de kapperszaak. Uit de door partijen gesloten overeenkomst volgt dat de kapper de barberdiensten zelf moest uitvoeren. In de overeenkomst stond niets over vervanging en ook is niet gebleken dat de barbier zich in de praktijk door een andere ‘barber’ mocht laten vervangen. Menspire, de kapperszaak, heeft naar het oordeel van de kantonrechter haar stelling dat er geen sprake was van een gezagsverhouding onvoldoende toegelicht. De stelling van Menspire dat de kapper zelf mocht uitmaken waar en wanneer hij zijn werk uitvoerde, is niet van doorslaggevend belang, én laat zich volgens de rechter moeilijk rijmen met de omstandigheid dat hij minimaal 70% van de overeengekomen uren aanwezig moest zijn. Ook bleek dat Menspire kon bepalen in welke vestiging de barbier moest werken, kon er alleen met het klantsysteem van Menspire worden gewerkt en legde Menspire sancties op als de barbiers te laat waren of niet goed opruimden. Dat de kapper bij de uitvoering van zijn werk als barbier een grote mate van vrijheid heeft, is logisch. Dat hangt immers samen met de aard van het werk van een haarstylist; dan heb je je juist je eigen stijl en manier van knippen. Voor het bestaan van een gezagsverhouding is dan hier ook niet vereist is dat er daadwerkelijk precieze instructies en aanwijzingen over het werk worden gegeven. Ook is het van belang dat knippen en barben de kernactiviteit van Menspire is (het werk is “ingebed”) en dat de kapper daar direct aan bijdroeg. Dit was, net als bij de beveiliger, de eerste opdracht als zelfstandige voor de barbier. De rechter stelt dat er sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Omdat deze “arbeidsovereenkomst” niet op de juiste manier is opgezegd, heeft de barbier ook recht op een billijke vergoeding, naast de transitievergoeding. Wat ook opviel in deze uitspraak, was dat los van passages uit de samenwerkingsovereenkomst, de uitgebreide Whatsapp conversatie tussen beide partijen één op één is overgenomen! Wees u ook bewust van dit risico.
Zo ziet u dat er in twee soortgelijke cases van zelfstandigen die bij de rechter een arbeidsovereenkomst claimen, verschillend wordt geoordeeld. Beiden factureerden hun dienstverlening en hadden een overeenkomst afgesloten. En toch wordt de claim bij de een toegewezen (de kapper) en bij de ander afgewezen (de beveiliger). Dit illustreert maar weer hoe onduidelijk het voor partijen is wanneer je nu kunt spreken van een echte ZZP-er en wanneer niet.
Het wetsvoorstel VBAR (Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden) ligt momenteel bij de Raad van State. In dat wetsvoorstel worden handvaten gegeven voor het onderscheid tussen en werknemer en een ZZP-er, maar uit de commentaren op het wetsvoorstel blijkt dat er nog steeds heel veel onduidelijkheid zal blijven bestaan over of je nu wel of geen echte ZZP-er bent. Het is te hopen dat daar meer duidelijkheid over komt. De Belastingdienst gaat vanaf 1 januari 2025 weer handhaven op schijnzelfstandigheid. Daarmee lopen de fiscale (naheffingen en boetes) en juridische (claim op een dienstverband) risico’s voor u als opdrachtgever toe.
Via de Legal alert en onze social media-uitingen houden we u op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot de nieuwe wetgeving over ZZP-ers. Wilt u meer weten, neem dan gerust contact op met de Ondernemingsjuristen van The Legal Company of meld u aan voor een Masterclass bij u op locatie!